Docentenhandleiding
5. Doen
Doel
Kinderen leren spelenderwijs over de impact van nonverbale communicatie en spelen met begrippen als gelijkwaardigheid en macht.
Kerndoel 57
De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren.
Kerndoel 58
De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden.
Benodigdheden
- Digibord
- 1 set pokerspeelkaarten
Tijd
± 20 minuten
Intro ± 3 min
In de voorstelling heb je gezien dat Barrie steeds populairder wordt. Laat de leerlingen noemen op welke manieren dit gebeurt. Mogelijke antwoorden:
- complimentjes krijgen: bijv. mini-Barrie streelt zijn ego enorm.
- complimentjes geven/ inpalmen: bijv. de koning naar de mond praten.
- vertrouwen van anderen winnen: bijv. door een 'geheim' te verklappen.
- lef/ durf tonen: bijv. de gevestigde orde ofwel de wetenschap durven tegenspreken.
- manipulatie: bijv. liegen over zijn aanstelling.
- meelopers: bijv. Mandy en Slabek die niet meer zelf nadenken.
Kortom, de anderen zetten hem op een voetstuk en geven hem dus eigenlijk de macht.
Hoe kun je iemand zonder te praten belangrijk maken? Laten we dat eens uit proberen. Aan de slag!
"Wie is de baas in de scène?” ±5 min
Ga zelf eens in een paar onzekere en zekere houdingen staan en laat de leerlingen zeggen of ze vinden dat je je gedraagt als een machtige leider of niet. Waarom wel/ niet?
Oefen klassikaal hoe je jezelf door je houding heel onbelangrijk kunt laten overkomen. Bijvoorbeeld:
jezelf kleiner maken |
schouders omhoog |
kin naar beneden |
onrustige ademhaling |
de ander niet aan durven kijken |
niet stevig op twee benen staan |
friemelen met je handen |
Oefen klassikaal hoe je jezelf door je houding heel machtig kunt laten overkomen. Bijvoorbeeld:
veel ruimte innemen |
stevig staan |
schouders naar achteren |
kin omhoog |
rustige, grote gebaren maken |
diep in- en uitademen |
lang oogcontact |
Spelopdracht: Wie is de koning? ±10 min
Het klaslokaal is een koninklijk hof waar een groot diner wordt voorbereid waar belangrijke gasten zullen komen. Eén leerling is de koning, maar laat dit niet merken.
- Bespreek van te voren welke rollen je allemaal kunt spelen aan een hof en wat je kunt uitbeelden als er een groot diner wordt voorbereid.
Pak van de stok kaarten evenveel kaarten als het aantal meespelende leerlingen. Zorg ervoor dat er één zwarte schoppenkoningkaart zit tussen de stapel die je gaat gebruiken. Schud nu deze kaarten.
Laat elke leerling een kaart trekken en zorg ervoor dat iedereen z'n kaart geheim houdt.
Vertel dat de leerling die de zwarte schoppenkoningkaart heeft getrokken de koning is.
De ‘gewone’ spelers moeten andere spelers ‘laten stralen’ en belangrijk maken, want één van hen is immers de koning. De koning-speler zelf moet juist niet 'koninklijk' doen, want het gaat er juist om dat de andere spelers hem koning 'maken'.
Na een tijdje mag de koning één speler een knipoog geven (zonder dat andere spelers dit merken) om duidelijk te maken dat hij/zij de koning is.
Vraag achteraf aan de groep wie zij in eerste instantie dachten dat de koning was. En bespreek wat dat voor het spel deed.
Tip
Je kunt deze oefening ook met een kleiner groepje van vijf tot zeven spelers voor de klas laten spelen. De klas kan dan extra goed kijken naar wat de spelers doen om een ander belangrijk te maken in het spel. Als het spel te lang duurt, kan je de koning nog een knipoog laten geven.
Oefentips onbelangrijk overkomen:
- jezelf klein maken
- schouders omhoog
- kin naar beneden
- de ander niet aan durven kijken
- niet stevig op twee benen staan
- friemelen met je handen
Ga verder
voor de docent
Oefentips machtig overkomen:
- veel ruimte innemen
- stevig staan
- schouders naar achteren
- kin omhoog
- rustige grote gebaren maken
- lang oogcontact
Ga verder
voor de docent
Nabespreken
- Wie, dacht je, was in eerste instantie de koning?
- Wat deed jouw aanname voor het spel?
Nawoord
voor de docent