Docentenhandleiding
5. Nagesprek
Doel
Door te reflecteren op een kunstervaring vormen kinderen blijvende, persoonlijke en betekenisvolle herinneringen. Praten over kunst zet aan tot vragen stellen, inleven en verbeelden.
Kerndoel 55 Kunstzinnige oriëntatie
De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
Tijd
15 minuten
Nagesprek
De reflectievragen zijn in vier categorieën ingedeeld, die je kunt zien in slide 3. Deze categorieën kun je gebruiken om een lijn in het nagesprek te brengen, maar dat hoeft natuurlijk niet.
1. Persoonlijke ervaring – de beleving van de kinderen
- Wat vond je mooi?
- Wat vond je spannend?
- Waar moest je om lachen?
- Wat vond je niet leuk?
Tip
Bespreek met de leerlingen het verschil tussen observatie en interpretatie. Hoewel iedereen dezelfde voorstelling heeft gezien, ervaar je het toch allemaal anders.
2. De voorstelling – Wat heb je gezien en gehoord?
- Wat heb je gezien? (denk aan: decor/kostuum/attributen/licht)
- Wat heb je gehoord? (denk aan: geluid/muziek)
Tip
Het is interessant om hierbij te bespreken welk effect het decor, het kostuum, de muziek, de attributen en de speelstijl hebben. Waarom zouden de makers van de voorstelling hiervoor hebben gekozen?
3. De makers – Onderwerp en betekenis
- Waar ging de voorstelling over? (let op, er bestaat geen goed/fout antwoord, dit is voor iedereen anders.)
- Heeft de voorstelling je aan het denken gezet? Ben je door het zien van de voorstelling ergens anders over gaan denken?
Tip
Het kan leuk zijn om ieder kind 1 woord te laten kiezen om de voorstelling te beschrijven. Al deze woorden samen omvatten dan waar de voorstelling over gaat.
4. De wereld – De voorstelling in de context van onze tijd
- Gaat de voorstelling in op iets wat er nu gebeurt of gebeurd is in de wereld om je heen?
Denk terug aan de voorstelling Talking Hands...
- Wat heb je gezien?
- Wat heb je gehoord?
- Wat heb je onthouden?
Ga verder
Nagesprek
1. Ik
2. Voorstelling
3. Makers
4. Wereld
Volgende opdracht